3. Crisisplan en economische scenario's

Martijn Vos

Noodzaak van crisisplan
Een crisisplan is vanaf 1 mei 2012 een verplicht onderdeel van het risicomanagement van pensioenfondsen. Risicomanagement was tot voor kort vergelijkbaar met dijkbewaking. Pensioenfondsen bepaalden mede op basis van modelberekeningen de hoogte van dijken. De hoogte van de dijk gaf als het ware aan welke risico’s men nog tolereerde. Daarnaast hebben modelexercities, mede op basis van een enorme hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek, een bijdrage geleverd aan de dijkbewaking en het dijkonderhoud, en lagen de zandzakken op voorraad (cf. strategisch risicomanagement). Toch gutste het water als gevolg van een combinatie van een daling van de rente en aandelen en het toenemende langlevenrisico over de pensioendijken. Een verbetering van crisisbeheersing is dus op zijn plaats. Verbeteringen zijn mogelijk op het gebied van communicatie, duidelijkheid vooraf over stappen die genomen moeten worden en inhoud van het pensioencontract. De afgelopen jaren is hier nadrukkelijk al een begin mee gemaakt. Het verplichtstellen van het opstellen van een crisisplan past in deze trend.

Het opstellen van een crisisplan en vooral het proces dat tot het plan leidt is leerzaam en nuttig en kunnen wij los van de ‘wettelijke verplichting’ aan alle pensioenfondsbestuurders aanraden. Wij zien het crisisplan dan ook niet als een ‘verplicht’ nummer maar als een nuttig instrument om besluitvorming, beleid en communicatie bij pensioenfondsen verder te verbeteren.

De inhoud van het crisisplan en scenario-analyse
Het financiële crisisplan gaat in op de volgende kernvragen: Wanneer is er sprake van crisis (art. 4)? Bij welk dekkingsgraadniveau is het pensioenfonds niet meer in staat om op eigen kracht met bestaand beleid, maar zonder korten, op tijd te herstellen (art. 5)? Welke maatregelen kan het fonds nemen om de dekkingsgraad te verbeteren? Wanneer, in welke mate en in welke volgorde worden deze maatregelen ingezet? Wat is de effectiviteit van de verschillende maatregelen?

Bij de beantwoording van deze vragen speelt niet alleen de huidige stand van de economie en dekkingsgraad een rol, maar ook de toekomstige economische ontwikkeling. Deze heeft niet alleen invloed op de beleggingen, maar via de inflatie en rente ook op de verplichtingen. Voor het in kaart brengen van de (onzekere) toekomstige ontwikkeling wordt vaak gebruik gemaakt van een scenario-analyse.
Het bestuur zal conform de beleidsregel onder andere moeten benoemen wat de dekkingsgraad is waarbij het pensioenfonds niet meer kan herstellen binnen de vereiste wettelijke termijn. Daarnaast is het zinvol om de kans dat het pensioenfonds in een gedefinieerde crisissituatie terecht komt te bepalen. Ook de bepaling van de impact van verschillende maatregelen is voor een crisisplan een vereiste. Een Asset-Liability Management (ALM)-model is geschikt om de benodigde kwantitatieve informatie inzichtelijk te maken. Maar niet zonder stil te staan bij de beperkingen van dergelijke modellen.

Scenariomodellen en het financiële crisisplan
De twijfel aan economische en financiële modellen is na twee heftige crises op financiële markten een wereldwijd verschijnsel. Ook de Nederlandse pensioensector steunt traditioneel in belangrijke mate op modellen bij het opstellen en evalueren van beleid. De financiële crisis is een belangrijk leermoment. Wat zijn de leereffecten van de crisis voor het modelgebruik in de pensioensector?  Zowel de inhoud als het gebruik van de modellen kan verder worden verbeterd (zie Boender, Bovenberg, Bosma, 2010). In het gebruik van financiële en scenariomodellen moet men zich er van bewust zijn dat dergelijke modellen onverwachte gebeurtenissen met grote impact (beter bekend als de zwarte zwaan) slechts bij toeval zullen beschrijven.

De toegevoegde waarde van scenario-analyse en stress testing in het kader van het crisisplan komt tot uiting in het bepalen van de kritische dekkingsgraad. Een praktijk die DNB ook onder ‘good practices’ schaart. Zo betitelde DNB onlangs als een goed voorbeeld een ALM en scenario-analyse: “een fonds dat op basis van een ALM-studie aangeeft hoe groot de kans is dat het in een gedefinieerde crisissituatie terecht komt. Vervolgens noemt het bestuur de kans om zonder korten tijdig uit een dekkingstekort te komen.” (DNB, 2011).

Terwijl economieën zich in golven bewegen, en niet uitsluitend afwijkingen vertonen van constante verwachtingen, gaan de parameters die de commissie Don  stelde juist uit van een constante verwachting (of in ieder geval een vast maximum). Hierdoor komen beleggingscategorieën, die vooral een toegevoegde waarde bezitten bij een regimeswitch (voor of na een crisis) - zoals inflatiegerelateerde obligaties bij een structureel hogere inflatie - onvoldoende uit de verf. Door te werken met constante verwachtingen worden bovendien de risico’s op regimeveranderingen onderschat, zoals bijvoorbeeld inflatieontwikkelingen na een crisis, maar ook de inschatting of en zo ja in welke mate aandelenmarkten herstellen. In onze ervaring zullen beleggingscommissies in tijden van crisis het gebruik van vaste veronderstellingen op zijn minst ter discussie stellen. Tenslotte wordt in de ‘regeling parameters’ geen consistentie afgedwongen tussen het gebruik van de rente als disconteringsvoet van de verplichtingen en de rendementen op vastrentende waarden. Omdat de berekeningen van de kritische dekkingsgraad consistent moeten zijn met het herstelplan zijn deze elementen meestal geen onderdeel van het opstellen van een crisisplan. Wij zouden deze stap wel willen maken en bovengenoemde kanttekeningen proberen op te lossen in het vaststellen van het crisisplan, en wel om twee redenen.

In de eerste plaats wordt er in onze ervaring in tijden van crisis in besturen en beleggingscommissies ook altijd gesproken over herstel en kansen op herstel. Dit zal ook in de aanloop naar en tijdens de volgende financiële crisis het geval zijn. Als hier bij het opstellen van het crisisplan geen aandacht aan wordt besteed zal dit consequenties hebben voor de mate waarin het crisisplan ook daadwerkelijk wordt gebruikt in tijden van crisis. Naast dit bestuurlijke punt is het van belang in de scenario-analyse factoren te introduceren die economische cycli genereren en die ook rekening houden met zogenaamde staartcorrelaties: de crisis vertoonde veel meer ‘samenhang in de staarten’ van verdelingscurves dan voorzien. Dit is met name het geval wanneer de diverse risico-bronnen worden geïnfecteerd door eenzelfde onderliggende risicofactor. Een belangrijke kandidaat hiervoor is globalisering, die de wereld heeft teruggebracht tot een monocultuur, waarin diversificatie wegvalt en één ziektekiem de hele cultuur aantast. In de wetenschap dat iedere crisis anders is, is het toch zeer effectief om te toetsen hoe het opgestelde crisisplan ‘historische crises’ zou hebben doorstaan. Dit kan via (historische) stress testing.

Het bepalen van de kritische dekkingsgraad
Een herstelplan is gericht op herstel uit een bestaande tekortsituatie. Een financieel crisisplan is gericht op hoe in de toekomst om te gaan met crisissituaties. Hoewel een financieel crisisplan dus niet hetzelfde is als een herstelplan, komen ze op het punt van het bepalen van de kritische dekkingsgraad wel dicht bij elkaar. Immers, de kritische dekkingsgraad is een benadering om vast te stellen of het na het optreden van een crisis mogelijk is om een sluitend herstelplan op te stellen zonder dat het korten van uitkeringen daarvan deel uitmaakt.

Daarom wordt de kritische dekkingsgraad veelal bepaald in dezelfde context als waarop het herstelplan is gebaseerd. Dit betekent dezelfde uitgangspunten (die voldoen aan de restricties van de commissie Don) en het volgen van de zogenaamde forward rentetermijnstructuur zodat geen winst of verlies op rente(hedges) gemaakt wordt. De kritische dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een deterministisch scenario. De kritische dekkingsgraad hangt af van de stand van de rente. Immers, bij een lage rente mag bijvoorbeeld meer overrendement verwacht worden dan bij een hoge rente en bij een lage rente is de pensioeninkoop duurder dan bij een hoge rente. Het rendement op de beleggingen verandert ook door gebruik te maken van een andere rentecurve. Scenarioanalyse kan helpen inzicht te krijgen in het verband tussen rente en de kritische dekkingsgraad.

Wanneer ben je in crisis en wanneer ben je er weer uit
De nadruk bij het crisisplan ligt op het voorkomen van te grote impact van een crisis op het pensioenfonds. Onderdeel daarvan is de bepaling wanneer sprake is van een crisis. Wat ons betreft is de definitie wanneer de crisis voorbij is minstens zo belangrijk. De aanleiding hebben we in 2010 gezien: na goede rendementscijfers op aandelen kwam een flink aantal fondsen uit de situatie van een dekkingstekort en werd er al snel weer gesproken over indexatie of zelfs inhaalindexatie. In een aantal gevallen gebeurde dit bij (nominale) dekkingsgraden tussen de 105% en 110%.

Tot slot zegt een dekkingsgraad veel maar lang niet alles. Meet een crisis en het herstel daarvan dus niet alleen af aan de stand van de dekkingsgraad maar ook aan de hand van de economische omgeving. De aard van de crisis bepaalt mede in welke mate en in welke volgorde de inzet van maatregelen effectief is. Dit komt in de standaardopzet en ‘good practices’ niet altijd terug. Daarnaast heeft de kredietcrisis ons ook geleerd dat het in tijden van crisis niet altijd eenvoudig is om goede beslissingen daadwerkelijk uit te voeren. Uitvoering is soms lastig omdat het op bepaalde momenten bijvoorbeeld niet mogelijk is om de gewenste aan- en verkopen van beleggingen en derivaten goed uit te voeren, of omdat de ontwikkelingen zo snel gaan dat de voorbereide plannen zelfs voor een bestuur met een effectieve uitvoerder niet uitvoerbaar blijken.

Conclusies en aanbevelingen
Het opstellen en vastleggen van een crisisplan is een zeer nuttige en aan te bevelen exercitie. Het geeft inzicht, vergroot de slagvaardigheid in tijden van crisis en helpt bij de communicatie over pensioen voor de deelnemers. Om een kader te scheppen voor de discussies bij het opstellen van een crisisplan zijn kwantitatieve analyses met behulp van scenariomodellen aan te bevelen (o.a. bij het vaststellen van de kritische dekkingsgraad). Men dient echter wel te beseffen dat geen crisis hetzelfde is en iedere crisis zal om een andere uitvoering van het plan vragen.

Vanuit de positieve grondhouding doen wij de volgende aanbevelingen voor verdere verbetering van het uitwerken van, en het werken met een crisisplan:

- Rekenen met vaste parameters past niet bij het concept crisis.
- Een crisisplan is pas serieus te nemen als er aandacht is voor herstel en de kansen op herstel.
- Speel het crisisplan na op een aantal historische periodes. Dit toetst of het plan voldoende concreet is en in welke gevallen het crisisplan zijn doel bereikt.

De opgedane kennis en ervaring zullen we goed kunnen gebruiken bij het vertalen van de crisisplannen naar de context van het pensioenakkoord, waarin een financieel crisisplan wellicht zelfs op individueel niveau gemaakt moet worden.

Referenties
Boender, G., Bosma, B., & Bovenberg, A.L. (2011). Het gebruik van ALM-modellen. (Netspar NEA papers, 43). Te downloaden op http://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=115068
DNB (2011). Good practices crisisplannen. Te downloaden op  http://www.toezicht.dnb.nl/5/18/8/50-224709.jsp


Te citeren als:
Martijn Vos, 2012, "Crisisplan en economische scenario's", in Koedijk en Slager (red.), 2012, "Crisisplan voor pensioenfondsen: Het grotere plan achter het crisisplan", crisisplan.blogspot.com.