5. Dekkingsgraad en pensioenfondsdilemma's

Jelle Mensonides

De reservepositie van de pensioenfondsen is de afgelopen jaren in snel tempo verslechterd. De doelstelling van diverse pensioenfondsen is hierdoor in gevaar gekomen. De belangrijkste oorzaken zijn de krediet- en de eurocrisis. Weinig partijen waren hierop voorbereid. Voor de toezichthouder reden om van de pensioenfondsen te eisen dat er een financieel crisisplan moet worden opgesteld. Doel van dit crisisplan is dat de fondsen zich niet laten verrassen en de deelnemers van tevoren op de hoogte brengen van mogelijke beheersmaatregelen.

Dekkingsgraad gedaald
Op twee manieren wordt de dekkingsgraad geraakt: via de inkomsten en door de huidige extreem lage rente waardoor de verplichtingen sterk zijn opgelopen. De dekkingsgraad van veel pensioenfondsen is hierdoor in een zeer snel tempo gedaald tot onder het wettelijk vereiste van 105%. De volgende grafiek geeft voor de verschillende fondsen een overzicht: bedrijfstakpensioenfonds (BPF), ondernemingspensioenfonds (OPF) en beroepspensioenfonds (BRF) en alle fondsen (Totaal (PF)).

Figuur 1 Ontwikkeling dekkingsgraad sinds 2007 voor BPF, OPF en BRF. (Bron DNB).



















De grote klap is in 2007 en 2008 toegebracht door de kredietcrisis. Na een beperkt herstel is de tweede slag uitgedeeld in de tweede helft van 2011 door de eurocrisis. De gemiddelde dekkingsgraad ligt eind het derde kwartaal 2011 op 94%.

Renteveranderingen beïnvloeden dekkingsgraad
De invloed van de rente en de aandelenkoersen op het vermogen en op de verplichtingen kan met behulp van regressieanalyse worden geschat (zie bijlage). Dit is gedaan voor het totaal van de pensioenfondsen over de periode 2007 – 2011. Daaruit zijn enkele interessante conclusies te trekken.
Ondanks dat veel pensioenfondsen renteafdekking hebben toegepast, blijken renteveranderingen per saldo nog een behoorlijke invloed te hebben op de gemiddelde dekkingsgraad van alle fondsen. Een daling van de rente met 1 procentpunt leidt per saldo tot een daling van de dekkingsgraad van 9,6 procentpunten. Dit is echter een cijfer voor alle pensioenfondsen. Voor individuele fondsen kan dit uiteraard verschillen. De verplichtingen dalen met 16,4 procent als de rente met 1 procentpunt stijgt. Hieruit kunnen we concluderen dat het gemiddelde rentehedge percentage, het deel van de rentemismatch op de balans dat is afgedekt, zeg maar verzekerd is tegen rentedaling, 41 procent bedraagt {(16,4 – 9,6)/16,4}. De tweede conclusie is dat als de gemiddelde wereldaandelenindex met één procentpunt stijgt, de dekkingsgraad met 0,55 procentpunt toeneemt.

Daling dekkingsgraad onder de loep
De dekkingsgraad is tussen 2007 en het derde kwartaal 2011 gedaald met 47 procentpunten. Met behulp van de vergelijkingen in de bijlage kan vervolgens worden berekend dat van deze teruggang bijna 16 procentpunten kan worden toegerekend aan de rentedaling en 23 procentpunten aan de koersbewegingen van aandelen (de marktfactoren). Het langlevenrisico kostte in die jaren ongeveer 7 procentpunten van de dekkingsgraad (bron: DNB). Het resterende verschil (per saldo één procentpunt) komt van andere factoren, zoals een andere beleggingssamenstelling dan in de berekening is meegenomen, kosten, tussentijdse premie- en beleidswijzigingen en schattingsfouten. De conclusie is dat ongeveer 84 procent van de daling van de dekkingsgraad van alle pensioenfondsen is veroorzaakt door marktfactoren. Als deze systematiek wordt toegepast voor de afzonderlijke pensioenfonds categorieën, dan bedraagt dit percentage bij de BPF 90%; bij de OPF 74% en bij de BRF 41%. Een verschillenanalyse zou interessant zijn maar voert hier te ver. De vraag is hoe groot de herstelkracht van de financiële markten is om deze terugval te redresseren en vooral over welke termijn dit mogelijk is.

Pensioenfondsdilemma’s
Nederlandse pensioenfondsen hebben met diverse dilemma’s te kampen. Dilemma’s die voortvloeien uit de bovenstaande beschouwing zijn:
- Meten is weten maar hoe goed meten we? De disconteringsvoet heeft enkele anomalieën die betrekkelijk eenvoudig kunnen worden opgelost (zie Mensonides en Frijns, 2011a, b). Het echte dilemma is hier dat een aanpassing van de waardering gevolgen heeft voor de inkomensverdeling en daardoor onderdeel van politieke besluitvorming wordt
- Meer of minder risico´s nemen in beleggen? Is het risicoprofiel van de verschillende vermogensvormen niet aan het verschuiven? Overheidsobligaties hebben niet meer die risicoloze status van vroeger
- De rente heeft een grote invloed op beide zijden van de balans. Welk neerwaarts risico kan worden geaccepteerd als de rentehedge wordt verlaagd? Welke maatregelen moeten worden getroffen als de rente verder daalt?
- Het nemen van risico’s wordt sterk bepaald door waargenomen verbanden uit het verleden. In een periode van een financiële crisis gelden soms heel andere relaties en moeten de risico’s ook anders worden beoordeeld. Men moet bedacht zijn op onwaarschijnlijke gebeurtenissen met zeer grote gevolgen. Dat maakt het sturen op risico’s veel lastiger
- En tot slot, zet het pensioenfonds in op behoud van herstelmogelijkheden of op afgrendeling van neerwaarts beleggingsrisico?

Als een zeer groot deel van de daling van de dekkingsgraad wordt veroorzaakt door marktfactoren, zal het herstel daar ook vandaan moeten komen. Dit betekent dat een bestuur de dilemma’s serieus moet afwegen: welke risico’s wil men nemen teneinde herstel mogelijk te maken? Wellicht het grootste probleem is de druk vanuit de eigen professie (´peer group´): men wil of kan niet afwijken van wat  anderen doen en denken. Dat kan leiden tot verstarring van het beleid.

De pijngrens
Bij de evaluaties van de herstelplannen van de pensioenfondsen uit 2008 zal blijken dat de tussentijdse doelstellingen waarschijnlijk niet gehaald zullen worden binnen de huidige kaders. Goed bestuur vereist dat er dan maatregelen worden getroffen om de solvabiliteit voor de toekomst veilig te stellen. Zo zal de neergang van de dekkingsgraad die door andere dan marktfactoren wordt veroorzaakt, adequaat moeten worden gecompenseerd. Het bestuur zal de pijngrens van alle belanghebbenden tegenkomen en bewust moeten opzoeken: Welke risico’s kan men nog dragen? Kennis van die pijngrens biedt uiteindelijk meer ruimte om de hierboven genoemde marktfactoren op langere termijn hun werk te laten doen. Een toekomstvast pensioenfonds moet vanuit die optiek worden bestuurd. In de huidige bestuursstructuur kunnen deelbelangen leiden tot verlamming en bestaat de neiging noodzakelijke maatregelen voor zich uit te schuiven. Bij meer deelbelangen aan de bestuurstafel zal dit probleem versterkt kunnen worden. Naarmate het bestuur zwakker is, zal de toezichthouder terecht meer druk uitoefenen.

Schrijver dankt Jean Frijns voor zijn waardevolle suggesties. Schrijver blijft uiteraard alleen verantwoordelijk voor de inhoud.


Te citeren als:
Jelle Mensonides, 2012, "Dekkingsgraad en pensioenfondsdilemma's", in Koedijk en Slager (red.), 2012, "Crisisplan voor pensioenfondsen: Het grotere plan achter het crisisplan", crisisplan.blogspot.com.